De Fascia

Boek: De Fascia van David Lesondak
Yvonne van Driel, april 2023

Een professor in de anatomie en revalidatie Andry Vleeming noemde de fascia het zachte skelet, dat is een mooie manier om dat zo te bekijken in vergelijking met het harde skelet van je botten.
De fascia komt letterlijk overal voor in je lichaam en dat maakt het moeilijk om het duidelijk in beeld te brengen. De fascia zorgt dat alles met elkaar verbonden is en is dus een bindweefsel. Stel je een zilverachtig/ wit materiaal voor dat net zo flexibel als sterk is en iedere spier omhult en iedere bot bekleedt, elk orgaan bedekt en iedere zenuw omvat.
De fascia houdt alles gescheiden maar verbind ook alles. De fascia is in 4 categorieën te verdelen namelijk:
Verbindend, fasciculair, samendrukkend, scheidend.
Oppervlakkige fascia
De oppervlakkige fascia is de laag fascia meteen onder de iets oppervlakkige laag vetweefsel onder de huid. Het scheidt de huid van de spieren zodat ze op soepele wijze langs elkaar kunnen glijden.

De diepe fascia

De diepe fascia is een dichte, georganiseerde vezelige laag die de spieren bedekt. 
Dit is de laag die de slagers kennen als zilveren huid. De diepe fascia is de body stocking-laag waarbij de binnenste deel afpelbaar is en een duidelijke zak vormt om iedere spier heen. Hierdoor blijft alles los maar toch verbonden.
De diepe fascia bevat zowel individuele spierzakjes als brede vlakkere vliezen. Dat betekend dat er ongeveer 640 zakken zijn die iedere spier van elkaar houden maar ook verbonden houden.
De fascia is net als een spinnenweb, als je aan het web trekt beweegt het hele web en zo is het ook bij de fascia. De trekjes en duwtjes gaan via de intergrinen-informatie naar de cellen.
Er word vaak een vergelijking gemaakt met de sinaasappel, de schil is dan de huid en het wit onder de schil van de sinaasappel is dan de oppervlakkige fascia, vliesjes van de partjes van de sinaasappel is de diepere fascia en die houden alles gescheiden maar ook verbonden tot diep binnen in de sinaasappel.
In tegenstelling tot de losse laag bindweefsel die direct onder de huid ligt, is de diepe fascia compacter en veel gestructureerder dan de oppervlakkige fascia.
De diepe fascia bevat alle lagen die samenwerken met de spieren.
Het epimysium is de laag die doorloopt tot in de pezen die de spier aan het bot hecht.
Deze onderling verbonden spieren of myofasiale eenheden, kunnen vrij langs elkaar heen glijden in hun epimysiale zakken door een bevochtigde hyaluronrijke laag los bindweefsel ertussen.
Elk spierweefsel is gewikkeld in een huls van fascia die endomysium heet.
Het endomysium vormt een doorlopend visnet, dat alle spierweefsels binnen het perimysium met elkaar verbindt.
Deze honingraat van collageen maakt het mogelijk om krachten te verdelen over de individuele spierweefsels en vormt zo nog een vorm van biotensegriteit.

Als we een microscoop gebruiken dan zien we dat collageenvezels een longitudinaal netwerk creëren helemaal door het epimysium heen. Wat we dan zien is een vezelig netwerk, een enkele continuïteit in het lichaam vanaf de onderkant van de huid tot in de celkern.    
De eerste zachte weefselverbinding tussen de achterste delen van de atlas en de draaier en de cervicale dura mater werd bijna 100 jaar geleden beschreven ( Von Lanz). 
Een daaropvolgend vervolgonderzoek (Kahn et al 1992) vond een bindweefselbrug tussen de dura mater en de rectus capitis posterior minor. Verder onderzoek onthulde soortgelijke vezelige verbanden tussen de dura en de rectus carpitis major en de rectus inferior. 
Een vervolgend histologisch onderzoek naar deze verbinding ( Scali et al 2013) bevestigde niet alleen het bestaan van deze structuur, maar ook de aanwezigheid van proprioceptieve zenuwuiteinde in het bindweefsel. 
Dit wijst op meer dan alleen faciale verankering. 
Een bijkomende hypothese is dat deze relatie niet alleen boodschappen van durale spanning reguleert maar ook eb en vloed van cerebrospinale vloeistof. 

De zenuw is een omhulde bundel axonen die een gestructureerd pad bieden van zenuwimpulsen van het brein, langs het centraal zenuwstelsel naar het perifere zenuwstelsel en weer terug. 
Net als de spieren liggen de zenuwen ingebed in fascia, en in dezelfde configuratie. 
Deze fascie wordt vaak specifiek benoemd als de menigeale fascia. 
Groepen axonen liggen in bundels bij elkaar en vormen fasciculi door het perineurium. 
Het perineurium is een dichte laag bindweefsel die tussen een en zes lagen dik kan zijn. 
Deze fasiculi liggen op hun beurt weer verpakt in een schede die epineurium wordt genoemd en die de hele zenuw omhult. 
Hoewel alle omhullende bindweefsel lagen een mengsel zijn van collageen weefsel en glycocalyx ( een polysacharide die zowel een hechtende als een immuniserende functie voor de zenuw heeft), is het epineurium een lossere laag die de zenuw in staat stelt in zijn omgeving op een veilige manier te strekken en te glijden. 
De lagen helpen ook de zenuw te beschermen tegen compressie. 
De viscerale Fascia, ook bekend als de binnenste fascia, is gecompliceerd en niet vanwege de basale structuur. 
Hij is gecompliceerd vanwege alle wendingen en omgeving waarin hij zich bevindt. 
Van het begin tot het eind bedekt de viscerale fascia vanaf de schedelbasis tot aan de bodem van de bekkenholte. 

Je zou eigenlijk kunnen zeggen van je mond tot aan de kont.

Die doorgang als geheel beheerst het voedingskanaal maar ook hebben we te maken met hart, longen en nieren.   
Het zijn de vluchthavens vanaf de voedings-snelweg, maar ze maken nog steeds deel uit van het hele systeem. 
De viscerale fascia (ook bekend als de binnenste fascia of het subsereus membraam) omvat de organen in de lichaamsholte. 
De organen liggen gewikkeld in een dubbele laag fascia waar een glijdende laag tussen ligt. 

De pariëtale laag

De buitenste laag fascia heet de pariëtale laag. 

Het middelste deel heet het sereus membraam en is vergelijkbaar met de glijdende laag fascia tussen de spieren. 
De diepste laag die ook vaak de huid van het orgaan wordt genoemd is de viscerale laag. 
Deze laag is vergelijkbaar met het epimysium dat om de spier heen ligt. 
Houd in de gedachten dat dit alles een doorlopend weefsel is en dat het verbonden is met de rest van het fasciale net. 
Simpel gezegd is het een beschermende dubbelwandige zak om elk orgaan met een glijdende laag in het midden, om alles goed gesmeerd en bewegelijk te houden.

Tussen de longen en hun pleura ligt het mediastinum - het zakje van bindweefsel dat aan de voorkant het hart omsluit maar dat aan de achterzijde ook de aorta, esophagus en trachea omhult. De pleura en het mediastinum zitten boven op het diafragma.

Voor de binnenste fascia volgen we de oesophagus omlaag via de hiatus tot de buikholte. 
Daar splitst hij zich en vormt het pariëtale peritoneum, de fasciaIe voering tussen de organen en de binnenste buikwand en zorgt voor een dubbele zak om alle andere organen. 
Het pariëtale peritoneum dient ook als geleiding voor zenuwen, bloedvaten en lymfe. 
In het midden van het mediastinum vinden we het pericars wat het epimysium is van de allerbelangrijkste spier, het hart. 
We leren dat het hart een pomp is en het is onmogelijk om te leven zonder deze pomp. 
We zijn eigenlijk vergeten dat het hart een spier is en het te zien als orgaan. 
Dit betekend dat het een extracellulaire matrix (EMC) heeft. 
De belangrijkste bestanddelen van de EMC van het hart zijn de collagene type I en II. 
Teveel collageen in het hart correleert met spierstijfheid in het hart maar ook met niet goed functioneren van het hart. Het spierweefsel van het hart noemen we myocard. De meest voorkomende cel in het myocard is de fibroblast. 
De fibroblasten in het hart voeren in het fascia-net alle taken uit die je van een fibroblast verwacht. 
Fascia reageert op mechanische vraag en aanbod, versterkt meer collageen ter ondersteuning waar nodig en scheidt enzymen uit om collageen weg te nemen waar het niet nodig is.  Als het mechanisch overspannen is, ontstoken of geïmmobiliseerd kunnen zich in de fascia zowel fibrose als verklevingen vormen. 
Pijnlijke spiercontracties ROM (range of motion, bewegingsbereik ) worden vaak in verband gebracht met rigide collageenachtige weefsels en ander weefsels die betrokken zijn bij krachtoverdracht. 
Hoewel alle verschijnselen op onderstaande lijst een non fasciale oorzaak kunnen hebben komen deze symptomen misschien wel het vaakst voor bij een fasciaIe disfunctie. 
# Een verminderend algemeen of lokaal bewegingsbereik- dit geld zowel voor de gewrichten als voor het zachte weefsel. 
# Pijn in het zachte weefsel bij het maken van simpele bewegingen zoals naar de andere zij draaien in bed, een shirt aantrekken, eten. 
# Minder lenig zijn, minder veerkracht-alleen omdat het gewricht in een bepaalde hoek kan worden gedwongen, betekend dat nog niet dat het betrokken weefsel voldoende soepel is. 
# Een slechte houding of compensatiepatronen en spanningen door het hele lichaam. 
# Zeurende pijnen en pijntjes die maar niet weggaan. 
Waar we zeker van het belang van inzien is de bidirectionele visnetstructuur van de fascia. 
Denk aan de schering en inslag van nylon panty's, waardoor ze zowel sterk als elastisch zijn. 

Hoe groter de regelmaat in het visnet des te beter de krimp van de individuele collageenvezels die de goede flexi en extensie mogelijk maakt. 
Een gezonde bidirectionele visnetarchitectuur zorgt voor een grotere veerkracht en elasticiteit zoals je ziet bij bewegende jonge mensen. 
De Fascia is een systeem maar ook een structuur.

Dit boekverslag is geschreven door Yvonne van Driel, deelnemer aan de opleiding tot Orthocausaal therapeut voor honden, module 3.